Interview met Gabriëlle Franquinet over de Duitse en Spaanse taal
Onderstaand interview is met Gabriëlle Franquinet. Gabriëlle is docent Duitse taal op het Montessori College. Naast dat Gabriëlle vloeiend Duits spreekt, kan ze ook vloeiend Spaans spreken. Vandaar we dat we het in het interview over zowel de Duitse taal als de Spaanse taal hebben gehad.
“Wij doen ons PWS dus over stopwoordjes. Met stopwoordje zien wij een woord of woordgroep dat verder geen betekenis heeft in een bepaalde context. Jij zei dat je zowel Duits als Spaans kon spreken.”
“Ja klopt.”
“Zullen we het dan eerst over de Duitse stopwoorden hebben en daarna over de Spaanse stopwoorden?”
“Oh je bedoelt stopwoorden zeg maar om in een tekst zeg maar die wel gebruikt worden door mensen als soort van pauze.”
- “Ja woorden die eigenlijk niet nodig zijn in de spreektaal. Dus een ‘soort van’, ‘letterlijk’ of ‘zeg maar’, dat soort woorden. Welke stopwoordjes komen in het Duits voor?”
“In het Duits wordt heel veel het woordje ‘halt’ gebruikt. ‘Das ist halt zo’, ‘das ist halt hat‘. Dat is nergens voor nodig dus dat is een hele mooie en denk ik de meest bekende ook, als je met Duitsers praat denk ik dat je die er continu tussen hoort. Wat kun je in het Duits nog meer zeggen? Duits heeft er minder volgens mij dan het Spaans. Even denken hoor, ik spreek vaker Spaans dan Duits blijkbaar. ‘Ja’, en dan niet in de betekenis van ‘ja’ als bevestiging, maar als ‘das ist ja oke’, ‘das ist ja bla bla bla’. ‘Eben’, ‘das ist eben’, ‘das ist eben zo’, ook die. Even denken hoor, dit zijn zo de drie de me het meeste, maar ik kan zo ook even kijken.”
“Maar zeg je in het Duits wel ook gewoon ‘euh’?”
“Ja, dat doen ze ook wel. Als je het zou moeten spellen is het äh. Dat gebruiken ze echt overal, he. Dat is dan gewoon zo’n soort klank waarmee je het gesprek gewoon een beetje probeert te rekken, of je kunt niet op een woord komen ofzo.”
“Maar in het Frans komt het meer voor dan in het Nederlands. In het Engels gebruik je het juist veel minder dan in het Nederlands.”
“Wij hebben veel minder volgens mij van dit soort rekwoordjes in een zin. Ja, jij zegt ‘zeg maar’ in een zin. Ik heb vroeger een vriendinnetje gehad, heb ik net nog tegen Stijn gezegd, die had dat echt als stopwoordje. Die dat na elke zin deed, ik ben dat op een gegeven moment gaan overnemen en ik werd van mezelf naar. Toen moest ik het echt gaan afleren, en nu gebruik ik het dus niet meer. Ik heb volgens mij heel erg dat ik overal ‘precies’ achter roep als leraar, ‘ja precies’.”
“Ja precies”
“Volgens mij doe ik dat nu het vaakste, maar ik weet het niet eens zeker. Eigenlijk zouden jullie dat beter kunnen beoordelen dan ik.”
“Ja, vooral na dit gesprek bij het terugluisteren, dan hoor je dat ook beter. Zelf in een gesprek hoor je het namelijk ook niet.”
“Ik was me mezelf er op een gegeven moment van bewust dat ik heel vaak om iets te bevestigen ‘precies’ zei. Heel vaak en dat doe ik in het Duits trouwens ook heel veel, ‘genau’. Maar dat is volgens mij dan wel om iets te bevestigen, wat iemand anders heeft gezegd. Ik weet niet of het dan een stopwoordje is.”
“Nee, klopt. Dat is een beetje hetzelfde als wanneer je ‘ja’ zegt, dat is ook een soort bevestiging op iemand, je geeft aan dat je luistert.”
“Ik doe dat met ‘precies’ en dat doe ik in het Duits ook. In het Duits zeg ik ook heel vaak ‘genau’. Maar ik weet niet of ik dat dan als stopwoordje gebruik.”
“Met het woordje ‘ja’ zijn we er in ons onderzoek achter gekomen dat dat eigenlijk helemaal niet echt een stopwoordje is, meer een soort reactiewoordje.”
“Ik denk dat dat het ook precies is, dat is een soort van bevestiging. Ik weet niet of dat dan een stopwoordje is. Geen idee.”
- “En zou je de context kunnen plaatsen? Voor wanneer je dit dan gebruikt?”
“Ik denk de ‘halt’ in het Duits, is de ‘like’ van de Amerikaanse series. ‘It’s like’, ‘It’s like’, ‘It’s like’, ‘halt’ is volgens mij zo’n Duits woordje. Die kun je volgens mij zo een op een bijna voor ‘like’ plaatsen, als je in het Duits zou praten. Die andere is volgens mij ook meer om te bevestigen dat je luistert. ‘Eben’ is dan ik ook dan eerder om wat variatie in je zin aan te brengen ofzo, daar doe je het ook volgens mij af en toe voor. Dat je dan extra woorden in een zin zet.”
“Ja, je zet ook een extra woord in een zin om de waarde van de zin iets minder te maken.”
“Ik denk dat ‘eben’ daar meer in thuis hoort. Dat denk ik even, maar ik ga even nadenken of ik nog andere woorden kan bedenken. Misschien moet ik even met Kira gaan kletsen, dat ik dan denk ‘oh ja, oh ja, dat is het’. Misschien kan ik Kira wel even appen of zei nog woordjes kent. Dan kan ik jullie even mailen met hoe Duitsers dat dan gebruiken. Kira is volgens mij niet zoveel op school meer, want die moet gewoon in Groesbeek lesgeven. Daar hebben ze geen activiteitenweek.”
- “Als je zelf Duits spreekt, merk je dan dat je meer stopwoorden gebruikt dan wanneer je gewoon in het Nederlands praat?”
“Volgens mij minder, omdat ik het natuurlijk wel vertaal vanuit het Nederlands. Ik spreek natuurlijk in principe ook Duits, maar omdat het niet zeg maar mijn moedertaal is, denk ik dat ik minder vaak stopwoordjes in het Duits gebruik dan in het Nederlands.”
“Gebruik je dan wel langere stiltes? Of spreek je langzamer?”
“Nee, want ik kan niet langzaam praten, zeker niet als ik ergens enthousiast over ben. Ik ben pas later zeg maar veel vloeiender Duits gaan spreken. Toen ik net begon met de opleiding was het allemaal nog zeg maar op luisteren en schrijven, en was het heel veel grammatica wat wij moesten leren. Echt vloeiend Duits spreken heb ik pas geleerd toen ik de bovenbouw opleiding ging doen. Dus ik denk dat ik vaker in het Nederlands stopwoordjes gebruik dan in het Duits, en volgens mij is dat in het Duits omdat ik ze gewoon minder vaak gebruikt heb altijd al.”
“Dan komt het ook minder snel in je op om het te gebruiken.”
“Ja, terwijl in het Spaans doe ik het om de haverklap. Ik weet niet wat dat verschil is.”
“Misschien dat je het minder vaak spreekt of minder eraan gewend bent.”
“Ja, maar in het Spaans doet iedereen het, dus dat heb ik overgenomen. Ik heb bijvoorbeeld pas toen ik de eerstegraads opleiding ging doen voor Duits, toen hadden we hier een Duitse taalassistente, toen ben ik pas heel veel Duits ook met zeg maar met iemand continu gaan praten. Toen ik net begon met de opleiding, toen ik net zo oud was als jullie, ja toen werd het bijna niet gedaan en dat vond ik ook heel raar.”
“Ja dat is inderdaad best gek eigenlijk.”
“Ja, ik weet niet. Ik heb Spaans natuurlijk geleerd in Spanje en dat is echt een verschil. Ik het Spaans niet geleerd uit boeken. Ik heb Spaans veel meer de omgangstaal al geleerd en ik het Duis veel meer uit boeken geleerd. Ik heb zeg maar het Hochdeutsch geleerd, dat is wat zeg maar het ABN is in het Nederlands. En dan komen die woorden er niet aan te pas. Terwijl in het Spaans heb ik ook uit boeken geleerd, maar vooral heel veel conversatie gedaan bij Spaans. Dus Spaans ben ik vanuit conversatie gaan leren en grammatica kwam er een beetje bij. Bij Duits ben ik vanuit de grammatica gaan leren en ging ik op een gegeven moment dat ook gebruiken. Ik denk dat daar een heel groot verschil tussen zit.”
“Ja, dus dan moet je er ook veel meer over nadenken wat voor stopwoordjes er precies zijn.”
“Ja, bij Duits moet ik er veel meer over nadenken welke er zijn. Ik gebruik wel eens ‘halt’, maar echt puur en alleen als ik met Duitsers spreek. Dat zou ik bijvoorbeeld in een klas situatie niet doen.”
“Dat komt misschien dan sowieso minder snel voor dat je dan stopwoordjes gebruikt.”
“Ja, volgens mij wel ja.”
- “Merk je bij jezelf of bij leerlingen dat ze verschillende stopwoordjes uit verschillende talen zeg maar door elkaar gaan halen. Bijvoorbeeld bij een mondeling, of bij jezelf dat je tijdens de les ineens een Nederlands stopwoordje gebruikt.”
“Uhm, bij leerlingen merk ik dat niet zoveel, want wat er bij leerlingen vooral veel gebeurt is dat er stiltes vallen in een mondeling omdat ze natuurlijk echt de taal nog niet zo heel goed beheersen. Ik heb natuurlijk net een week mondelingen gedaan. Er vallen eerder stiltes en dan ga ik zelf ook langzamer praten dan normaal, om te kijken of ik dit leerling nog een beetje kan helpen. Uhm, nee ze wisselen talen door elkaar, niet zeg maar de stopwoordjes. Ik bedoel ik hoor heel veel Engels tijdens de Duitse mondelingen.”
“Ja, dat wel?”
“Ja, echt heel veel. Leerlingen die dan zeg maar zo half zo in het Engels, ze verbeteren zich wel, de betere leerlingen horen het en verbeteren zichzelf.”
“Terwijl het zijn toch wel echt hele andere talen, die lijken niet eens een beetje op elkaar. Het zou dan logischer zijn dat ze er Nederlands doorheen gaan ‘gooien’.”
“Ik heb vorige week een mondeling gehad, ik ga natuurlijk geen namen noemen. Ik heb een mondeling gehad waarin een kwartier, ongeveer een kwartier duurt het mondeling bij havo 5. Ik denk dat de leerling super enthousiast was, het lag ook niet echt aan de voorbereiding, maar ik heb in dat kwartier misschien 10 Duitse woorden gehoord. De rest was allemaal Nederlands met een Duitse uitspraak. En echt he, “daar ben ik verdrietig over, dat is heel belangrijk” (met Duits accent uitgesproken), maar dan wel alles met een accent. Dus dat gebeurt, in het Duits denk ik ook iets vaker ook.”
“Bij Frans zei ze inderdaad ook dat er dan ineens Spaans doorheen komt, wanneer je alle twee de talen hebt.”
“Als ik in de zomervakantie 6 weken lang Spaans heb gesproken, of na de meivakantie, dan hier de neiging, zelfs in het mondeling vorige week gemerkt, dat ik als stopwoordje een Spaans woord ga gebruiken. Dus als ik me vergis dat ik dan ‘perdon’ zeg in plaats van ‘sorry’. Of ‘oké’ en dan zeg ik het Spaanse ‘vale’. Dat zit er dan zo in, omdat ik in die taal wel veel stopwoordjes gebruik.”
- “En heb je dan zelf ook nog stopwoordjes in het Nederlands die je zelf veel gebruikt? Waarvan je het weet, want meestal heb je het niet door.”
“Ik denk dat ik dat aan leerlingen zou moeten vragen.”
“Ja, Eefje merkte bijvoorbeeld laatst dat ze een stopwoordje heel vaak gebruikt, maar ik hoor dat helemaal niet, want je luister er zo doorheen.”
“Nou, ik denk, en ik zei dat net nog tegen Stijn, bij literatuur ben ik in periode 1 twee keer per week aan het oreren geweest. Dan zouden er stopwoordjes moeten zijn opgevallen denk ik, maar nu van mezelf zou ik alleen op ‘precies’ kunnen komen. Ik weet dat ik dat heel veel gebruik, maar dan weet ik nog iets eens of ik dat als stopwoordje gebruik, of meer als bevestiging.”
“Ja, misschien horen we nog iets terug uit dit gesprek.”
“Meld het me dan even, als ik er iets aan moet doen.”
- “En voor de Spaanse taal, welke stopwoordjes zijn er in de Spaanse taal?”
“Nou, ‘oké’ gebruiken ze echt overal, ‘vale’. ‘Pues’, pues is het beste woord.”
“Dat is toch ‘dus’?”
“Ja, ‘pues’, dat is het woord wat ik het vaakste heb gehoord terwijl ik Spaans heb geleerd. Ik heb heel veel vrienden die zeggen ‘pues nada’ om een gesprek af te sluiten, maar dat is eigenlijk ook drie keer niks. Het is ook een soort van ‘dus’.”
“Met ‘niet’?”
“Ja, maar dat ‘niet’ is helemaal niet de vertaling. Als ik met mijn beste vriendin klets en ze wil afronden bij een zin hoor ik altijd ‘pues nada’ en dan nemen we afscheid zeg maar. En dan ‘vale’, en niet een keer hè. Spanjaarden zeggen ook ‘vale vale vale’, ze zeggen nooit iets een keer. Misschien moet je met Alberto even in het Spaans gaan praten. Dat zijn de twee die ze en ik ook echt om de haverklap gebruiken.”
- “En in welke context worden deze dan gebruikt? Of gewoon altijd?”
“Ja, gewoon random volgens mij.”
“Zeggen ze ook ‘euh’ in het Spaans?”
“Ze zeggen ook ‘euh’, ze zeggen zeker ook ‘euh’. Laatst had ik op Instagram een meisje die zeg maar uit Engeland komt. En die had zo’n soort kleine reel gemaakt over wat je dan zeg maar kon doen als je stil viel en dat was ook ‘pues’, ‘pues nada’. Ik weet niet of ik dat nog terug kan vinden, het zou heel grappig zijn om die nog even te kijken. Moet ik even kijken of ik haar terug kan vinden, ze heet annainbarcelona ofzo. Het was een filmpje waarbij ze al haar vrienden na deed met een schitterend Engels accent zeg maar. Ik zal kijken of ik hem nog kan vinden en dan laat ik hem nog even aan jullie zien want het is opzich wel grappig om die nog erbij te pakken. Ik volg haar wel, dus ik kan hem nog wel terug vinden.”
- “Zou je deze stopwoorden dan kunnen vergelijken met iets uit het Nederlands, iets waar het op lijkt?”
“Ja, ‘dus’, ‘oke’ en ‘dus’ wordt in het Spaans om de haverklap gebruikt. Ik weet dat ik bij mijn eigen whatsappjes de helft van de tijd begin met ‘pues’. Ook al is spraakberichtjes doe hoor ik het mezelf ook gewoon zeggen, ‘pues…’. Ik ben even aan het denken, zeg ik dan nog iets heel vaak? Nee, vooral ‘pues’, ‘pues’ gebruik ik denk ik ook in elke drie zinnen.”
- “Gebruik je dan ook meer stopwoorden in het Spaans dan wanneer je in het Nederlands praat?”
“Ik denk het wel, dat ik in het Spaans de meeste stopwoordjes gebruik, maar dan wel steeds dezelfde. En ‘claro’, ‘duidelijk’. En die kan je natuurlijk gebruiken dat iets duidelijk is, maar die wordt ook wel eens, nou ja om te bevestigen wordt het natuurlijk heel vaak gebruikt. Bij de eerste Spaanse serie die ik ging kijken was dit het eerste dat ik leerde, ‘claro que sí’. Dat is een soort van dubbele bevestiging, ‘ja, het is ja’. Andere weet ik zo nu even niet. Hoeveel heeft Frans er? Hadden die er ook veel?”
“Ja best wel veel.”
“Kijken of ik sommige herken. Ja, ‘come si comme ça’. En in het Spaans ook ‘bueno’ en dan is het ‘is goed’ en het is ook vaak om een zin zeg maar te beginnen zonder dat het echt bueno moet betekenen. Het is meer voor het opstarten van de zin. Heb je dat in het Duits ook? Ik ben even aan het denken. ‘Nah’ in het Duits, dat is ook zo’n stopwoordje.”
“Zeggen ze dan ook wel eens ‘een soort van’, want dat zeggen heel veel mensen ook in het Nederlands. Heb je dat ook in het Spaans of in het Duits? Of ‘letterlijk’? Beetje dat soort dingen.”
“Nee, is dat denk ik ‘ja’ en ‘halt’ en ‘eben’. En ‘derrade’ gebruiken ze in het Duits ook nog wel eens als tussendoor woordje. Het betekent eigenlijk ‘precies’, ‘juist’. Dat zijn ze denk ik zo wel even uit mijn hoofd. Mocht ik er nog meer tegen komen waarvan ik denk dat zijn van die typische stopwoordjes, dan laat ik jullie dat even weten. Dan stuur ik ze wel even in een mailtje naar jullie allebei, als je dat goed vindt.”
- “Nog een korte vraag, maar heb je wel eens met leerlingen Spaans gesproken?”
“Ja.”
- “Merk je wel eens dat hun dan stopwoordjes uit verschillende talen door elkaar gaan halen?”
“Dat weet ik niet. Ik had een jaar, toen zat jij in de vierde, hadden we Emilia als uitwisselingsstudent. Zij kwam uit Mexico, daar sprak ik Spaans mee want dat was voor haar wel makkelijk dat ik dat kon. Maar verder ken ik niet zoveel leerlingen die zeg maar Spaanstalig zijn. Ik ken wel veel meer leerlingen die Duitstalig zijn. Ik heb nu ook in havo 5 een Duitstalig meisje, die doet een mondeling en dan weet je al van tevoren dat het een 10 is. Die heb ik gewoon met Kyra laten kletsen.”
“Dat is wel fijn hoor, als je dan voor een mondeling de taal al spreekt.”
“Ja, dat is heel fijn. Ik had ook een mega getalenteerde leerling die geen Duitse achtergrond heeft, hij heeft ook een 10. Ik wist ook echt niet wat me overkwam, die had geen naamval fout gedaan, havo 5 hè. Geen naamval fout, ik was echt op een gegeven moment van hoe doe jij dit?”
“Echt knap, dat kan ik niet.”
“Nee maar dat hoeft ook niet, ik was ook helemaal verbijsterd en Kyra ook. Kijk als je een nativ bent, die heb je in havo 5 ook wel eens vaker, dan is het logisch.”
“Wel fijn hoor, om een mondeling te hebben als je vloeiend Duits spreekt.”
“Ja, maar ja, als een leerling tweetalig is opgevoed. Ik heb wel eens een meisje gehad, Nicole, die is nu twee jaar weg, die was drietalig, eigenlijk vier. Die sprak vloeiend Engels, Duits en Spaans. Ze had een Argentijnse of Spaanse vader en een Duitse moeder, of andersom, een van de twee was Duits, de ander was Spaanstalig. Bij haar thuis spraken ze al vanaf dat zij klein was Engels. Die sprak echt 3 talen buiten Nederlands vloeiend. Die heeft goethe C1 gedaan op het officiële examen en die had echt 95% score, die had echt bijna niks fout. Voor haar mondeling had ze ook 100% score. Dat was echt niet normaal.”
“En dan heb je ook nog Engels en Spaans.”
“Ja, en vloeiend hè. Ze kon het ook nog door elkaar spreken zonder problemen. Die schakelde zeg maar, dat is denk ik ook een voordeel van tweetalig opvoeden.”
“Ja dat zei Silia ook inderdaad, als ze Frans gaat spreken denkt ze ook meteen in het Frans. Dan gaat er ook niks door elkaar.”
“Ja, het enige wat ik doe is dat ik in het Duits Spaanse stopwoordjes gebruik. Dat is het enige waarbij ik het zelf merk. In het Nederlands gebeurt me dat niet, dat ik invloeden heb van Engels, Spaans of Frans. Dus ja.”
“Super bedankt, echt fijn dat we meteen twee talen konden bespreken in het interview.”
In het interview gaf Gabrielle gaf aan dat ze denkt het stopwoordje ‘precies’ vaak te gebruiken. In het interview hierboven zijn de stopwoorden dikgedrukt aangeven. Gabriëlle heeft tijdens het interview vaak ‘zeg maar’ gebruikt, dit kan zeker gezien worden als een stopwoordje. Een aantal keer heeft ze ook ‘eigenlijk’ gezegd, omdat ze dit niet super vaak gebruikt heeft, is dit waarschijnlijk geen stopwoordje. Dit geldt ook voor ‘een soort van’. Ze heeft het woordje ‘precies’ in de vorm van een stopwoordje maar één keer gebruikt. Dit is opvallend want Gabriëlle dacht dat dit haar meest gebruikte stopwoordje was. Uit het interview is echter gebleken dat ‘zeg maar’ haar meest gebruikte stopwoordje is.
Bronnen:
Interview Gabriëlle Franquinet, 21-01-2025